De Speren van Schöningen

DE | EN | FR | IT | DK | NL

De Schöningen speren, daterend uit het paleolithicum, werden gevonden op een archeologische vindplaats in Nedersaksen. Ook andere houten artefacten, zoals een werpstok, werden op de vindplaats ontdekt.

De plek waar de artefacten gevonden werden was een dagbouwmijn.

De speren van Schöningen, die tot de oudst bekende jachtwerktuigen ter wereld behoren, werden geanalyseerd met behulp van absolute dateringsmethoden. Men stelde vast dat de speren tussen 290.000 en 337.000 jaar oud zijn.

De ontdekking van deze artefacten heeft het inzicht van de mens in de vroege mens sterk veranderd. Ze zijn nu te zien in een museum dat ter ere van hen gebouwd werd.

Waar werden de speren van Schöningen gevonden?

De Schöningen speren werden gevonden in een dagbouwmijn. De plek waar de speren gevonden werden lag aan de rand van de open groeve mijn. Hij bevindt zich ongeveer 10 meter onder het oorspronkelijke oppervlak van de mijn. Het werd opgegraven door de Kohlen-Bergwerke AG.

De basis van de speer werd gevonden in een open groeve mijn die van 1992 tot 2009 in bedrijf was. Het ligt in een voormalige oeverzone die al duizenden jaren door dieren en mensen gebruikt werd. Het gebied van ongeveer 3.600 vierkante meter is een van de 13 plaatsen die bij de exploratie van de dagbouwmijn werden opgegraven.

In de tentoonstellingsruimte van het museum zijn vijf dikke pakketten lagen te zien, die ontstaan zijn door de verzanding en veranderingen in het waterpeil als gevolg van het veranderende klimaat in het meer. Deze pakketten tonen de veranderingen in het klimaat tijdens de verschillende klimatologische fasen.

De snelle en luchtdichte bedekking van de vondstlagen werd toegeschreven aan de kwaliteit van het in de grond bewaarde organische materiaal. Bovendien werd de vindplaats veilig gesteld door de kunstmatige verlaging van het grondwaterpeil tijdens de ontginningsactiviteiten van de open bruinkoolmijn van Schningen van 1979 tot 1982.

De plaats waar de artefacten gevonden werden was een gebied dat bekend staat als de speerhorizont. Het is ongeveer 10 meter breed en 125 meter lang en loopt evenwijdig aan de vroegere oever van het meer, dat tijdens de late Holsteinse Warme Periode in verziltingszone 4 lag.

Oorspronkelijk dacht men dat de artefacten ongeveer 400.000 jaar oud waren. Er zijn echter verschillende dateringsmethoden gebruikt om de ouderdom van de artefacten te bepalen.

Hoe zien de speren van Schöningen eruit?

Een van de gevonden speren was een houten werpspeer met een lengte van ongeveer 2,53 meter. Hij was gemaakt van rechte sparrenstammen. De andere twee speren, Speer IV en Speer V genoemd, zijn van dennenhout gemaakt.

De keuze van de coniferen die gebruikt werden om de speer te maken was gebaseerd op het afkoelende effect van het klimaat tijdens de interglaciale periode.

picture

De grootte van de speer is tussen 2,5 en 5 centimeter. Hoewel de houtsoorten die gebruikt werden om de artefacten te maken algemeen bekend staan als zachthout, werden ze gemaakt van langzaam groeiend hout dat blootgesteld was aan ongunstige klimatologische omstandigheden. Archeologen geloven dat het hout groeide op een plaats die bekend staat als de hars of de iep.

De speren, die tussen 1,80 en 2,35 meter lang zijn, zijn licht vervormd doordat ze door de druk van de sedimenten naar beneden vielen. Ze zijn heel zorgvuldig gemaakt en tonen het hoge niveau van vakmanschap dat in deze periode werd beoefend. Net als de tegenwoordige wedstrijdsperen zijn hun toppen symmetrisch gevormd. Ze hebben ook een centraal merg, dat het zwakste deel van de schacht is, en de uiteinden van de uiteinden liggen er vlakbij.

De kenmerken van de houten speren uit de Schöningen Javelin lijken op die welke in moderne wedstrijden gebruikt worden. Bij proeven konden atleten de replica’s van de artefacten met succes tot 70 meter ver werpen. Na de replica’s op een afstand van 20 meter gegooid te hebben, beweerden onderzoekers van het University College London dat deze voorwerpen erg gevaarlijk waren.

Andere houten wapens die bij de speren gevonden werden.

**Hoewel de functie van de houten stok die in de vindplaats gevonden werd niet duidelijk is, wordt aangenomen dat dit soort gereedschap voor allerlei doeleinden gebruikt werd.

In 1994 was de stok het eerste functionerende houten werktuig dat ontdekt werd. Een soortgelijk voorwerp werd in 2016 op dezelfde plek ontdekt. Hoewel de gebruikssporen op het houten werktuig niet duidelijk waren, werd aangenomen dat het een werpstok was.

De werpstok, die 65 centimeter lang is en een diameter heeft van ongeveer 2,9 centimeter, is ook van massief hout gemaakt. Men neemt aan dat deze voorwerpen gebruikt werden tijdens het jachtseizoen. Wetenschappers geloven ook dat deze voorwerpen gebruikt werden om paarden aan te drijven.

Wat werd er samen met de speren nog meer gevonden?

**Archeologen hebben ook verschillende andere artefacten ontdekt, zoals stenen voorwerpen en skeletten van dieren als olifanten, neushoorns en runderen.

De meeste gevonden dierenbotten waren van paarden. Ongeveer 12.000 van deze botten waren afkomstig van bizons, rode herten en paarden.

De paardenbotten die in het gebied gevonden zijn, behoren tot een soort die bekend staat als het Mosbach paard. Ze tonen verschillende sneden op de stenen werktuigen, wat erop wijst dat deze werktuigen door verschillende mensen gebruikt werden. Met behulp van een scanning elektronen microscoop kon onderzoeker Thijs van Kolfschoten fijne steenslagjes in de botten identificeren.

De vondstlaag van de speren bevat ook ongeveer 1500 vuurstenen artefacten, waarvan men denkt dat ze er door mensen naartoe gebracht zijn. Daaronder zijn messen, bladen en schrapers. De archeologen ontdekten ook verschillende stenen werktuigen die veranderd zijn door de omgeving waaruit ze afkomstig waren.

Zijn er elders soortgelijke vondsten die op de speren van Schöningen lijken?

Er zijn slechts enkele houten artefacten uit het paleolithicum gevonden. Daartoe behoren het hout dat gevonden werd in de Zuid-Engelse stad Clacton-on-Sea en de vondsten uit de Spaanse vindplaatsen Ambrona, Bad Cannstatt en Torralba. Hoewel slechts één fragment hout uit de stad Clacton-on-Sea nog intact is, is van de andere artefacten uit deze gebieden bekend dat ze ongelooflijk zeldzaam zijn.

Het gebruik van het hout uit de Bilzingsleben site is in twijfel getrokken vanwege de ouderdom ervan. De houten stootlans uit Lehringen in Nedersaksen daarentegen is 125.000 jaar oud. Aangenomen wordt dat dit soort werktuig gebruikt werd om een bosolifant te doden.

In 2012 werd in het tijdschrift Science gemeld dat onderzoekers uit Zuid-Afrika bewijzen gevonden hebben dat Homo sapiens op groot wild gejaagd kan hebben met speren gemaakt van gepolijste stenen punten. Dit wijst erop dat deze mensen op dieren jaagden met houten schachten.

Een team van onderzoekers van de Universiteit van Toronto analyseerde het ijzerrijke gesteente, dat afkomstig is uit een streek in Zuid-Afrika die ongeveer 500.000 jaar oud is. Ze ontdekten verschillende tekens die erop wijzen dat de voorwerpen als speren gebruikt werden.

Welke betekenis hebben de Schöningen speren voor de Achaeologie?

Opgraver Hartmut Thieme gelooft dat de plek waar de stenen werktuigen gevonden werden een jachtkamp was. Hij zegt dat de dieren gedood werden met een combinatie van stenen werktuigen en jachttechnieken.

Het dichte riet rond het meer bood dekking aan de jagers, en ze konden de paarden doden door speren naar hen te gooien.

De onderzoeker concludeerde dat het jachtseizoen in de herfst begon. Hij vond ook sporen van een rituele handeling in de speren die de jagers achterlieten. Deze voorwerpen tonen aan dat de jagers hun speren voor een ritueel gebruikten.

De ontdekking van de vindplaats in Schöningen en van de speren heeft ons inzicht in de vroege menselijke ontwikkeling radicaal veranderd. Het heeft ook de eerdere wetenschappelijke opvatting weerlegd dat Homo erectus en andere vroege mensen zich alleen met aas en planten konden voeden.

De vondst van de speren en de werpstok, die van een houtsoort gemaakt waren, zijn het eerste bewijs dat de mens in de prehistorie jaagde. Ze bewijzen ook dat de vroege mens met verschillende soorten wapens kon omgaan.

Het vermogen om met succes op groot wild te jagen was niet alleen onmogelijk zonder de nodige vaardigheden en een complexe sociale structuur, maar vereiste ook de ontwikkeling van verschillende vormen van communicatie en intellectuele vermogens. Ook van Homo heidelbergensis wordt gedacht dat hij deze vaardigheden ontwikkelde.

Staat de stad Schöningen op de Werelderfgoedlijst?

In 2016 kondigde de stad Schöningen aan dat ze van plan was de Schöninger Speren als Werelderfgoed aan te vragen. In 2021 nomineerde de regering van Nedersaksen de site ook voor de Duitse Voorlopige Lijst. De aanvraag werd gedaan omdat de speren een belangrijk getuigenis zijn van de vroege menselijke ontwikkeling. Ze bewijzen ook dat de vroege mens met verschillende soorten wapens kon omgaan.

Duitsland heeft een lijst van sites ingediend die in aanmerking komen om in 2024 op de Werelderfgoedlijst te worden geplaatst.

Geschiedenis van het onderzoek

Beginnend in 1983

De ontwikkeling van de open mijn van Schningen begon in 1979. Het project werd ondersteund door de bouw van een krachtcentrale in de buurt van de mijn. De Esbeck aardwerken lagen ook op de plaats van de krachtcentrale.

In 1982 voerde een instituut voor de instandhouding van historische monumenten een archeologisch onderzoek uit naar het grondmonument in de kolenmijn van Helmstedt. Vanwege het uitgestrekte mijnbouwgebied verwachtte men dat er meer archeologische vindplaatsen ontdekt zouden worden. In 1983 begon Hartmut Thieme van het Instituut een project om het mijndistrict en de kolenmijnen van Braunschweig te onderzoeken.

De ontdekkingen van de Schning speren en andere oppervlakkige vindplaatsen in Duitsland leidden in de volgende jaren tot de documentatie van belangrijke vindplaatsen uit het Neolithicum, de Bronstijd en de IJzertijd.

Speervondsten uit 1994

In 1992 werden de eerste Oud-Paleolithische vondstlagen ontdekt in het zuidelijke deel van het kuilenveld, dat onder de afzettingen uit de IJstijd lag. Het jaar daarop werden aan de rand van de kuil ook verschillende dierenbotten en een houten stok gevonden. Dit gebied werd aangeduid als site 13.

Toen de omvang van het onderzoek toenam, werd een groot gebied van de mijn afgegraven. Dit bracht een opgravingsplatform aan het licht dat bekend staat als een speerbasis. Het bevatte de overblijfselen van een jachtkamp uit de Steentijd. Het platform onthulde ook de overblijfselen van een groot aantal paarden die zo’n 300.000 jaar geleden op een oever van het meer werden gejaagd.

Voorwerpen die bij het archeologisch onderzoek gevonden werden waren o.a. verschillende soorten wapens, zoals speren, stafen en een steeklans.

Onderzoeksproject uit 2008

In 2008 ging het Schning Onderzoeksproject van start, in samenwerking tussen het Niedersächsische Staatsbureau voor Monumentenzorg en de Universiteit van Tübingen. Het project werd gefinancierd door het Duitse Onderzoekfonds. Nicholas Conard, een archeoloog, leidde het project.

Ongeveer 50 wetenschappers van verschillende instellingen uit de hele wereld voeren momenteel studies uit in verband met het archeologisch onderzoek op Site 13. Daartoe behoren het Senckenberg Onderzoeksinstituut, de Universiteit van Leuphana, de Leibniz Universiteit van Hannover en het Romeins-Germaans Museum in Mainz.

Nieuwe samenwerkingen uit 2016

In 2016 droeg het Nedersaksische Ministerie van Wetenschap en Cultuur het archeologische onderzoeksproject naar de Schöningen speren over aan het Senckenberg Onderzoeksinstituut. Het instituut werd gekozen vanwege zijn deskundigheid op het gebied van de steentijd. Het onderzoek in het project werd ook uitgevoerd omdat het ministerie het publiek meer bekendheid wil geven aan de site.

Voorstanders van het project bekritiseerden echter de manier waarop de regering van Nedersaksen met het project omging. Ze bekritiseerden dat de staat de betekenis van de jachtwapens die op vindplaats 13 gevonden werden, niet voldoende had overgebracht.

Als gevolg van de kritiek besloot de regering van Nedersaksen een nieuwe samenwerkingsovereenkomst te sluiten met de Universiteit van Tübingen en de SGN. Deze overeenkomst werd op 1 augustus 2016 ondertekend. Bovendien werd een wetenschappelijke adviesraad opgericht om de internationale en nationale samenwerking op de site te bevorderen.

De wetenschappelijke opgravingen op site 13 zijn nog niet voltooid. De ploeg bestaat uit tien mensen, en de hoofdopgraving wordt ondersteund door ongeveer 10 leerlingen. In 2016 verwachtte het hoofd van het project, Jordi Serangeli, nog meer belangrijke ontdekkingen op de site.

Verdere onderzoeken vanaf 2020

In 2020 zal, als onderdeel van een driejarig onderzoeksproject, verder onderzoek gedaan worden naar de verschillende voorwerpen die op Site 13 gevonden zijn. Het project, dat door de NLD en de Universiteit van Gttingen gezamenlijk wordt uitgevoerd, heeft tot doel een dieper inzicht te krijgen in het proces van het maken van de houten voorwerpen.

Het project, getiteld “Proces van fabricage van houten produkten op de Schöninger Speere”, wordt gefinancierd door de Duitse Onderzoeksstichting. Het wordt geleid door Thomas Terberger van de NLD en Holger Mlitz van de Universiteit van Göttingen.

Tentoonstellingen met de Schöningen speren

De verschillende voorwerpen die op vindplaats 13 gevonden zijn, worden momenteel tentoongesteld in een museum dat het “Schöningen Onderzoeksmuseum” heet.

Deze faciliteit, die vlak bij de vindplaats van de speren ligt, is gewijd aan interdisciplinaire studies van de Schöningen sites en de Pleistocene archeologie. Het museum biedt ook een ervaringsgerichte tentoonstelling aan.

De landschapsbiotopen van de vindplaats, waaronder een weide met wilde paarden, geven een inzicht in de levensvormen die in de Warme Periode in het gebied bestonden. Vanwege de economische situatie besloot het Niedersächsische Staatsbureau voor Monumentenzorg de naam van het museum te veranderen van Palon in Schöningen Onderzoeksmuseum.

  • In 2007 en 2008 werden de speren tentoongesteld in een tentoonstelling die door de deelstaatregering van Nedersaksen georganiseerd werd. Het was getiteld “De Schöningen Speren: Mens en jacht 400.000 jaar geleden”.

  • Een speer was ook te zien op de tentoonstelling “Archeologie in Duitsland”, die van 21 september tot 6 januari 2019 in Berlijn plaatsvond.


Samenvatting

De Schöningen speren zijn acht houten speren die tussen 1994 en 1998 gevonden werden in de open bruinkoolmijn Schöningen in het district Helmstedt. Je kunt het beste een hotelkamer boeken om ze te bezoeken.

Met een ouderdom van meer dan 400.000 jaar zijn deze speren de oudste volledig bewaard gebleven werp- en jachtsperen in de geschiedenis van de mensheid, en ze zijn van grote betekenis voor de geschiedenis in het algemeen.

Tot de ontdekking van deze jachtsperen namen onderzoekers aan dat Homo heidelbergensis, die nauw verwant was aan Homo erectus, d.w.z. de “rechtopstaande mens”, en ook de Neanderthaler primitieve wezens waren die geen taal kenden. Tot dan toe geloofden onderzoekers dat deze vroege mensen uit de ijstijd herbivoren en aaseters waren, die niet jaagden omdat ze daar de intelligentie of de “technische” middelen niet voor hadden.

Met de ontdekking van de Schöningen speren moest deze opvatting echter herzien worden. De speren zijn buitengewoon zorgvuldig gemaakt, wat alleen mogelijk was met groot vakmanschap en technologische vaardigheid. Op één speer na, die van dennenhout gemaakt was, waren alle andere speren van vurenhout, dat ook op schepen gebruikt werd. Je kunt het dus bewonderen op een Mariner cruise.

Dit betekent dat de jachtsperen het bewijs zijn dat Homo erectus en waarschijnlijk ook Neanderthalers op jacht gingen en mogelijk ook op groot wild joegen.

Maar vooral de jacht op groot wild is helemaal niet mogelijk zonder communicatie (van welke soort dan ook), zonder een bepaald soort cognitie en zonder strategieën, zodat men moet aannemen dat Homo erectus juist deze vermogens al bezat en niet, zoals tot op dit moment nog werd aangenomen, alleen de moderne mens, Homo sapiens (de “wetende mens”).